Tip #21
Hang een laken op, zo hoog dat de deelnemer zijn arm moet strekken om met de pop boven het laken uit te komen. Bedenk als spelleider een verhaal dat je wilt spelen met de kinderen. Wat vaak goed werkt is een verhaal waarin jouw poppenkastpop andere poppen nodig heeft. Bijvoorbeeld: jouw pop is jarig en hij wil dat de andere poppen op bezoek komen. Of jouw pop heeft een kist gevonden en hij wil dat de andere hem helpen om die open te maken.
Voorbeeld: Vertel de kinderen dat ze samen met jou een poppenkastverhaal gaan spelen. Zoek een poppenkastpop uit en doe hem aan je hand. De kinderen mogen ook een pop uitzoeken en aan hun hand doen. Daarna ga jij achter de poppenkast zitten, de kinderen ervoor. Laat jouw pop vanuit de kast met de andere poppen praten. Vertel vanuit je rol het verhaal dat je bedacht hebt. Bijvoorbeeld: “Hallo allemaal, ik ben Jan Klaassen. Weet je wat mij vandaag overkomen is? Ik liep door het bos, en toen ineens struikelde ik! Boem, daar lag ik op de grond. Ja, jullie lachen wel. Maar dat deed pijn hoor! Weten jullie waar ik over struikelde? Over een kist. Een dichte kist. Jullie snappen dat ik er meteen in wilde kijken. Maar dat lukte niet, want ik krijg hem niet open! Kijk, daar staat ie. Weet een van jullie misschien hoe ik die kist open kan krijgen? Ja? Politieagent, kun jij me helpen?” Vraag de poppen om de beurt om te helpen. Het kind dat aan de beurt is komt in de poppenkast, en praat daar met zijn pop tegen jouw pop. Geef op die manier alle kinderen de kans om achter de kast te komen. Complimenteer ze tijdens het spel met hun inbreng: “Wat een goed idee, Katrijn. Gaat de kist zo open, denken jullie?”